B en ik hadden een auto gehuurd en gingen vroeg in de morgen op pad om hem op te halen. We liepen door de verlaten straten van Santiago. Een man kwam ons tegemoet. Het bleek Jean-Marc te zijn. Als je het in een film laat gebeuren is het allemaal te toevallig. Hier is niks toeval.
We moesten echt heel erg wennen om weer in een auto te zitten, laat staan te rijden. B vroeg op een gegeven moment of hij aan de goede kant reed. Hij reed links. Ik dacht dat hij een grap maakte, het was niet druk. Hij ging wel rechts rijden toen ik nonchalant meldde dat het eigenlijk de verkeerde kant was.
Later op de dag gebeurde het nog een keer. Toen was ik minder relaxed. Het was een drukke weg.
Ik zei: 'Please don't.' Hij bleef links rijden. Na veel 'please' manoeuvreerde hij naar de goede kant. Bleek dat hij dacht dat ik het tegen de Tomtom had. Die vrouw viel ons steeds lastig met haar aanwijzingen, en vaak raakte ze zo de kluts kwijt en dan stuurde ze ons de verkeerde richting op. Dus luisterden we niet meer. Hij dacht dat ik haar vermanend toesprak.
We deden er eindeloos over. Eerst omdat we dat wilden en de binnenweggetjes langs de kust namen. Daarna omdat we in de nacht geen wijs werden uit de eindeloze wirwar van wegen rond San Sebastian. Pas om 2 uur 's nachts vonden we een hotel. We waren kapot.
B: 'Our spirit is catching up with us now. Probably it's somewhere in Santander. While we are sleeping it is coming back into our bodies.'
De volgende ochtend waren we verre van fris en reed B een kruispunt over, constateerde dat het de verkeerde weg was, en maakte een rondje, tegen het verkeer in, langs diverse auto's, alsof het de kermis was en nam toen de goede afslag. Ik zat stijf van de stress naast hem.
B was niet erg onder de indruk van mijn angst. Ook niet toen ik beweerde dat hij ook al die andere mensen in gevaar had gebracht.
'People were a bit surprised.'
Toen kreeg ik een slappe lach die niet meer ophield. A bit. Je had de gezichten moeten zien.
We moesten echt heel erg wennen om weer in een auto te zitten, laat staan te rijden. B vroeg op een gegeven moment of hij aan de goede kant reed. Hij reed links. Ik dacht dat hij een grap maakte, het was niet druk. Hij ging wel rechts rijden toen ik nonchalant meldde dat het eigenlijk de verkeerde kant was.
Later op de dag gebeurde het nog een keer. Toen was ik minder relaxed. Het was een drukke weg.
Ik zei: 'Please don't.' Hij bleef links rijden. Na veel 'please' manoeuvreerde hij naar de goede kant. Bleek dat hij dacht dat ik het tegen de Tomtom had. Die vrouw viel ons steeds lastig met haar aanwijzingen, en vaak raakte ze zo de kluts kwijt en dan stuurde ze ons de verkeerde richting op. Dus luisterden we niet meer. Hij dacht dat ik haar vermanend toesprak.
We deden er eindeloos over. Eerst omdat we dat wilden en de binnenweggetjes langs de kust namen. Daarna omdat we in de nacht geen wijs werden uit de eindeloze wirwar van wegen rond San Sebastian. Pas om 2 uur 's nachts vonden we een hotel. We waren kapot.
B: 'Our spirit is catching up with us now. Probably it's somewhere in Santander. While we are sleeping it is coming back into our bodies.'
De volgende ochtend waren we verre van fris en reed B een kruispunt over, constateerde dat het de verkeerde weg was, en maakte een rondje, tegen het verkeer in, langs diverse auto's, alsof het de kermis was en nam toen de goede afslag. Ik zat stijf van de stress naast hem.
B was niet erg onder de indruk van mijn angst. Ook niet toen ik beweerde dat hij ook al die andere mensen in gevaar had gebracht.
'People were a bit surprised.'
Toen kreeg ik een slappe lach die niet meer ophield. A bit. Je had de gezichten moeten zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten