Na ons pelgrimsdiner gingen we onderdak zoeken. Ik had gezien dat er een mega groot klooster was, en wilde daar graag overnachten. Amanda ging met me mee. Het was een krankzinnig groot gebouw. Het zoeken naar onze kamer duurde eindeloos. We moesten zes brede trappen op, gangen door, langs slaapzalen, door eetzalen, alles was groot. De sfeer was heel raar. Geen kip te bekennen. Alles leeg. Ik was blij dat ik er niet alleen hoefde te zijn. We kwamen uiteindelijk in een gigantische slaapzaal terecht, die we moesten delen met 28 kinderen van tussen de 12 en 15.
Amanda bleef zich maar afvragen waar the monks were. No monk te be seen. We gingen nog even heel snel een glas halen in een verlopen achterafstraatje, daar hoefden we in ieder geval niet naar monniken te zoeken. De vrouw achter de receptie was streng: als we een minuut te laat zouden terugkomen, dan werd het buiten slapen.
We kwam een minuut te vroeg.
Amanda bleef zich maar afvragen waar the monks were. No monk te be seen. We gingen nog even heel snel een glas halen in een verlopen achterafstraatje, daar hoefden we in ieder geval niet naar monniken te zoeken. De vrouw achter de receptie was streng: als we een minuut te laat zouden terugkomen, dan werd het buiten slapen.
We kwam een minuut te vroeg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten