Om 08.00 uur zat ik voor het park op een kar te wachten op de mannen die de boshut gingen verbouwen. Er liep en jogger voorbij.
'Caroline?'
Hij stopte met rennen.
'Ja,' zei ik, 'maar ik herken je niet.'
Hij kwam dichterbij zoals een blinde zonder stok.
'Nee. Je lijkt er wel heel erg op. En je heet Caroline?'
'Ja, maar ik heb veel dubbelgangers.'
Toen hield A - hij had zich inmiddels voorgesteld - een verhandeling over het haar dat niet onder de muts zat die hij ophad. Dus hij leek eigenlijk ook op iedereen.
Ik vond dat onzin. Hij was een aantrekkelijke. Al durfde ik hem niet te vragen even die muts voor me af te zetten om te zien of dat stand zou houden.
'Caroline?'
Hij stopte met rennen.
'Ja,' zei ik, 'maar ik herken je niet.'
Hij kwam dichterbij zoals een blinde zonder stok.
'Nee. Je lijkt er wel heel erg op. En je heet Caroline?'
'Ja, maar ik heb veel dubbelgangers.'
Toen hield A - hij had zich inmiddels voorgesteld - een verhandeling over het haar dat niet onder de muts zat die hij ophad. Dus hij leek eigenlijk ook op iedereen.
Ik vond dat onzin. Hij was een aantrekkelijke. Al durfde ik hem niet te vragen even die muts voor me af te zetten om te zien of dat stand zou houden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten