W. wil armbandjes, kettinkjes en ander mooi spul. Of ik, als vrouw, hem van advies wil dienen. Dat wil ik, als vrouw, maar al te graag. Alles wat glimt en glanst heeft mijn interesse. Ik heb het ultieme adres. Een winkel die van voor naar achter is volgestouwd met sieraden en beelden en andere overbodigheid.
W. springt rond als een kind in een ouderwetse snoepwinkel. Zijn motoriek wordt snel en haastig. Gretig kikkert hij heen en weer en moet ik alles wat hij omhangt bekijken en van commentaar voorzien.
Hij rekent twee kettingen en vijf armbandjes af. Tot zijn spijt zijn de ring en oorbel niet gelukt. Naast mijn adviesrol vond ik nog de tijd om zeven armbanden te kopen. Missie geslaagd.
Nog voordat ik mezelf kan berispen op nutteloos verkwistend gedrag (mijn sieradenkist bulkt van de glitters en glimmers, binnenkort verhuizen om ze allemaal tot hun recht te laten komen), lopen we richting uitgang en kijk ik toevallig naar de kast die achter de deur verscholen staat.
Daar staat hij. Het ultieme beeldje. Voor A.
Het heeft precies datgene in zich wat hij zelf is. Liefde en kracht. Die kracht is stevig. Niet mis te verstaan. Maar daaronder of daaromheen die andere laag. En die is zo totaal omvattend dat ik me helemaal niet meer druk kan maken over al die glans en schijn die ik gekocht heb. Randgedoe.
Het beeld stond geduldig te wachten. Nu kon ik het hem teruggeven. Mijn beeld van hem. Zodat hij weet dat ik weet dat hij weet dat wij weten dat wij, hij en ik en nog eens wij en alles en meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten