A komt opgetogen uit de tuin.
'Kijk eens wat prachtig!'
In zijn handpalm ligt een dode muis.
Ik krijg er een niet geheel geloofwaardig 'jahaa,' uit.
'Even opzoeken wat voor een het is.'
De verzamelnaam 'muis' die bij mij opkomt is blijkbaar niet afdoende. A legt hem op het aanrecht en pakt een boek dat niet alleen alle soorten muizen die er op deze wereld zijn benoemt, maar ook alles wat je verder maar kunt verzinnen in de categorie dier.
'Het is een dwergmuis,' constateert hij blij en gaat over de muis staan aaien, 'hij is heel zacht, wil je voelen?'
Ik wil dat niet. Ik kijk naar het aanrecht en hoop dat A zo direct niet alleen zijn handen grondig zal wassen, maar die plek ook even ziektekiemenvrij schrobt. Vooralsnog heeft hij het echter te druk, hij trekt een boterhamzakje uit de la en pakt het muisje bij zijn staart en wiebelt hem op zijn kop het zakje in.
'Kijk, zo kan hij nog een beetje naar buiten kijken.' Terwijl hij het zegt laat hij de muis door de ruimte vliegen. Ik knik begrijpend.
'Wat ga je er eigenlijk mee doen?'
'Invriezen.'
'He?'
'Dan kan ik bedenken wat ik er mee wil gaan doen.'
Er zijn dus keuzemogelijkheden. Ik probeer me voor te stellen wat je logischerwijs kunt doen met een ingevroren muis.
'Je kijkt heel raar. Ik weet niet of jij dat weet, maar je kijkt echt heel vreemd.'
Ik had werkelijk geen idee.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten