We hadden een feestje in een tuin. Ik kwam naast een toch wel corpulent te noemen vrouw te zitten. Ik stelde me voor en stopte haar in een hokje. Ze was nerveus, bij de voordeur had ze al het zenuwenzweet op haar bovenlip. Dat was geen aantrekkelijk gezicht.
De vrouw stond op zenden. Ze vertelde over haar kinderen.
Haar dochter was 'dyslectisch en nog woordblind ook.'
Haar zoon hield van voetballen en zij stond elke week 'langs de kant van de lijn.'
In een bijzin vertelde ze over een kind dat ze had verloren. Daar moesten we met z'n allen vooral niet op ingaan. Het hoofdthema bleef de uitzet van Brabantia servies. 'Muisgrijs.'
Intussen werkte ze alle soorten vlees die waren ingekocht naar binnen, met alle soorten sauzen en drie soorten drank.
In gedachten had ik al diverse uitspraken van haar genoteerd, toen het gesprek een andere wending nam. Ze bleek te werken bij een verpleeghuis waarvan ik de directeur een half jaar geleden op de radio had gehoord: alles was mogelijk, er bestond geen nee. Ik was zo onder de indruk dat ik had overwogen om voor hem te gaan werken. Zij deed dat al twintig jaar.
En volgens deze filosofie voedde ze ook haar kinderen op. Haar zoon van achttien wilde op een avond zo graag naar zijn vriendin, twee en een half uur reizen a €20,-, daarom vond hij dat dat niet kon. Zij vond van wel. Dus reisde hij vijf uur om een uur bij haar te zijn om haar te steunen tijdens examenstress. Zo'n jongen wordt een man die ik menig vrouw gun.
Voor straf heb ik mezelf toen in een hok gezet. Daar zit ik nog altijd in. Zweterig bij deze temperatuur. Maar ik mag er nog niet uit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten