In de wachtkamer zit een vrouw. Ze heeft een map (A4-formaat) op haar schoot liggen en leest hieruit voor. Hele schema's schalt ze door de ruimte om ons duidelijk te maken dat het verschrikkelijk is wat ze allemaal moet doorstaan. Dat wachten, he, dat wachten. Die apparaten zijn altijd kapot.
(Ik ben 14x geweest, nog nooit een kapot apparaat getroffen.)
Een man aan een infuus chemo gekluisterd, te zwak om zich te bewegen en ik hoop ook om te luisteren, zit met zijn ogen dicht stil in een hoekje. De andere wachter doet braaf mee en zegt af en toe 'Ach en wee' en 'Verschrikkelijk.'
De vrouw knapt hier niet van op. Het blijft allemaal onverdraaglijk. Zij is overigens niet de patiƫnt. Dat is haar man.
De koffiekar, bemand door een vrijwilliger, komt voorbij en krijgt er van langs. Die ochtend was de koffiemevrouw namelijk niet geweest. En zij had wel een (gratis) koffie gewild. Nu trouwens ook. Zwart. Helemaal.
Met de koffie in haar hand gaat ze door.
'Als het maar werkt...'
Ze neemt een slok.
'Dat hopen we tenminste.'
Ik zie haar denken dat zij anders al die keren helemaal voor niets hierheen is gekomen.
Haar man komt terug van de wc, hij schuifelt naar zijn stoel.
'Je hebt net de koffiekar gemist.'
De man is nauwelijks te verstaan, hij heeft geen stem. Dat komt omdat die vrouw nooit naar hem luistert en nu moet ze zich eindelijk, na tientallen jaren, eens inspannen voor hem.
'Ga er anders even achteraan,' zegt ze.
De man fluistert hees 'Nee, ik hoef geen koffie...'
Hij wordt naar binnen geroepen en zij gaat door. Over huishouden dat gedaan moet worden en nu niet kan en allemaal maar blijft liggen. Over de files. Over uren die ze in het ziekenhuis moet doorbrengen. Dat ze geen zin meer heeft om te lezen. Geen zin heeft om de stad in te gaan. Geen zin.
Haar man komt na een kwartier weer heel voorzichtig aanlopen, zij staat op en stampt boos weg. Zonder te groeten.
1 opmerking:
Ducktape?
Een reactie posten