In de trein kwamen vier vrouwen van begin zestig binnen. Veel lawaai. Gekakel, eigenlijk. Ze bespraken uitgebreid waar ze precies zouden gaan zitten, wie waar, waarom en voor- of achteruit.
De volle coupe was meteen wakker.
Ze praatten te hard, vonden zichzelf maar wat grappig. Het werd niet gezegd, maar het waren duidelijk wat-zijn-wij-toch-een-vrolijk-groepje-gekke-vrouwen-bij-elkaar.
Ik zag een vrouw die achter het groepje zat, oortjes in doen, en aan de andere kant zakte een man wat verder onderuit. Ik had moeite me te concentreren op mijn boek en dat werd onmogelijk toen ze gingen bespreken of ze al dan niet even een liedje zouden repeteren.
Er werd over ons gesproken alsof we er niet waren. 'Ach, dat vinden ze niet erg. Ze begrijpen het heus wel. En we zingen toch mooi?'
De vrouw met de oortjes ving mijn blik. Haar ene wenkbrauw ging omhoog.
Ik verkeerde nog even in de veronderstelling dat ze echt zo ver niet zouden durven gaan, maar er werd al aangeheven.
Een pensioenlied voor een vrouw - waarschijnlijk ook zo'n leuke opgewekte malle meid die maar niet ouder wilde worden - die peuterjuf geweest, maar toen plotseling een gezin wilde stichten, en dat dan ook deed, ja, dat was me er eentje, ze voerde het huisvrouwschap manmoedig uit, zat clubjes voor en zette kopjes thee voor diverse kinderen en aanloopkinderen, enzovoorts, alsof de vrolijkerd zelf geen idee had van het leven dat ze had geleid en nu met schapenogen knipperend om zich heen keek, verontrust door deze samenvatting.
Ik vind de blik van de vrouw met de oortjes. Ze haalde lichtjes haar schouders op.
De volle coupe was meteen wakker.
Ze praatten te hard, vonden zichzelf maar wat grappig. Het werd niet gezegd, maar het waren duidelijk wat-zijn-wij-toch-een-vrolijk-groepje-gekke-vrouwen-bij-elkaar.
Ik zag een vrouw die achter het groepje zat, oortjes in doen, en aan de andere kant zakte een man wat verder onderuit. Ik had moeite me te concentreren op mijn boek en dat werd onmogelijk toen ze gingen bespreken of ze al dan niet even een liedje zouden repeteren.
Er werd over ons gesproken alsof we er niet waren. 'Ach, dat vinden ze niet erg. Ze begrijpen het heus wel. En we zingen toch mooi?'
De vrouw met de oortjes ving mijn blik. Haar ene wenkbrauw ging omhoog.
Ik verkeerde nog even in de veronderstelling dat ze echt zo ver niet zouden durven gaan, maar er werd al aangeheven.
Een pensioenlied voor een vrouw - waarschijnlijk ook zo'n leuke opgewekte malle meid die maar niet ouder wilde worden - die peuterjuf geweest, maar toen plotseling een gezin wilde stichten, en dat dan ook deed, ja, dat was me er eentje, ze voerde het huisvrouwschap manmoedig uit, zat clubjes voor en zette kopjes thee voor diverse kinderen en aanloopkinderen, enzovoorts, alsof de vrolijkerd zelf geen idee had van het leven dat ze had geleid en nu met schapenogen knipperend om zich heen keek, verontrust door deze samenvatting.
Ik vind de blik van de vrouw met de oortjes. Ze haalde lichtjes haar schouders op.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten