08-05-2015

Kwispelen

Ik moest een stukje schrijven over de hondengeleiders van de politie. Stoere mannen. Dat staat in schril contrast met mijn stoerheid wat betreft honden.

Tijdens de ochtendbriefing op het hoofdbureau ontstond hilariteit omdat ik vertelde hoe het zit, met mij en honden. Op mijn 18e heb ik een kwartier totaal verstijfd op twee meter afstand van een valse doberman gestaan. Als ik mijn tenen ook maar even bewoog, ontblootte hij zijn tanden nog wat meer. Natuurlijk wist ik op dat moment niet meer of je zo'n beest nou juist wel of niet moest aankijken om de macht te winnen. Maar wat ik maar al te goed wist was dat hij je angst ruikt. Dus probeerde ik mijn oksels uit alle macht tegen mijn lichaam te drukken.
Tevergeefs.

Vanmorgen had ik met opzet een broek aangedaan, omdat blote benen toch te kwetsbaar voelde. Bij het hek, dat tergend langzaam open ging, staarde ik naar het bord: Pas op! Trainingsgebied politiehonden.

Alles ging goed. Ik zat heerlijk achter mijn blocnote in een hondenloos kantoor die hondenwereld te noteren. Maar toen wilde de teamchef me rondleiden. En dat wilde ik zogenaamd ook.
Op naar de kennels. Maar eerst langs de bijtpakken, die vijfendertig kilo wegen.
In de ochtend hadden collega's me op het hart gedrukt: 'Niet in zo'n pak gaan! Ook niet als ze zeggen dat het goed is omdat je dan meteen je angsten kwijt raakt.'
Ik heb geen nanoseconde geaarzeld.
Intussen kwamen we dichter en dichter bij de kennels. Via deuren die alleen opengaan met piepende pasjes, langs koelkasten vol vlees, oefenruimtes met metalen attributen om bij rolluiken uit te komen die voor de hokken zijn neergelaten omdat het zicht op een collega-hond ze gek maakt.
Er zaten er maar drie. Waar waren die 20 andere honden, vroeg ik me meteen af.

Ik stond daar voor die tralies. Maar het was niet de hond waar ik bang van werd, maar van het geluid.
Na het machtsvertoon, dat best lang aanhield, liet de teamchef me zien hoe lief de hond (eigenlijk) was. Er hing een briefje aan zijn kooi met daarop het feit dat hij rustig en sociaal was.
Rustig en sociaal.
Ik werd niet nieuwsgierig naar de anderen, die als pittig bestempeld werden.
De hond liet zich aaien.
Het is juist de kwaliteit van zo'n hond: zijn capaciteit de knop om te zetten, om lief en aardig over te komen en te veranderen in een grommende, kwijlende, agressieve massa als het nodig is, wat me zo bang maakt. Stel dat hij opeens uit het niets gaat schakelen.

Toen we de kennel weer uitgingen, haalde ik opgelucht adem, en had er niet op gerekend dat het venijn natuurlijk altijd in het staartje zit. Ik werd blijmoedig uitgelaten door de stoere mannen en liep naar mijn fiets die zich plotseling in het episch centrum bevond van ik weet niet hoeveel honden. Weliswaar opgesloten, maar de behuizing waar ze inzaten - mobiel, anders had ik natuurlijk never nooit mijn fiets daartussen gezet - deinde ritmisch mee.
Ik deed trillend mijn fietssleutel in het slot, durfde niet aan de kant van mijn standaard op te stappen, omdat ik dan nog dichter bij een megagemene zou komen, dus wankelde en slingerde ik richting uitgang terwijl ik mijn standaard probeerde in te klappen.
Ze blaften harder. Ik zag 20 honden zich op mij storten. Ik trapte door. Wetende dat je op dit soort momenten juist geen haast moet maken. Dat vinden honden verdacht. En als ze willen grijpen ze je toch wel. Toch trapte ik in een 'pittig' tempo naar dat verdomde hek. Dat niet openging.  

Geen opmerkingen: