We moesten vanuit de wachtkamer van de eerste hulp door een ruimte lopen waar een mevrouw gehecht werd. Ik was al wankelig, maar die aanblik maakte me nog minder stabiel.
Ik werd in een glazen vitrine gelegd, aan allerlei apparaten gekoppeld, kreeg zuurstof, er werd een hartfilmpje gemaakt, op me getikt en geklopt, ze stelden de meest idiote vragen, mijn hele borst en buik en schenen stopten ze onder de plakkers en draden, geen idee meer waar dat voor was, er werd geconstateerd dat ik koorts had, er werden ik weet niet hoeveel buizen bloed afgenomen, thoraxfoto's gemaakt, en ik dacht intussen alleen maar: nou nou, jongens, zo beroerd voel ik me nou ook weer niet.
Na al deze handelingen lag ik gekreukeld op het bed, mijn haar scheef, bril uit model, met zo'n zilveren zuurstofsnor op, gekeeld door rode, groene en gele draden.
Ik wilde even van T weten hoe ik er bij lag.
'Zie ik er schitterend uit?'
'Daar kan ik alleen maar een positieve melding van maken,' zei hij.
Na al die drukke moeite van zoveel mensen (zeven) en na drie uur daar gelegen te hebben, was ik toch opgelucht dat ik iets had wat er toe deed en waar ik dan niet meteen aan dood zou gaan. Dat is wel beter dan afscheid nemen met: 'Toch bedankt.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten