Donderdagavond. Spits. De NS kampt met logistieke problemen waarvan de oorzaak - ondanks het huidige beleid van zoveel mogelijk info te geven over redenen van vertraging - angstvallig wordt verzwegen.
De sneltrein naar H rijdt niet. Alle mensen die met die trein wilden gaan, stappen in de sprinter. Ik denk eerst dat ik geluk heb omdat ik nog net een klapstoel kan bereiken, maar de diverse lichaamsdelen komen daarna wat mij betreft net iets te dicht bij mijn gezicht.
De trein vertrekt te laat, staat midden in het traject stil, het is warm, en áls we bij een station aankomen, stapt er niemand uit.
De stemming op het balkon is niet optimaal. In de stilte gaat een telefoon. Een jonge man neemt op. Hij praat op luide toon.
'Heel slecht.'
Het geluid staat zo hard dat ik het meisje aan de andere kant kan horen.
'Hè, wat dan?'
'Die klotetrein.'
'Hoezo?'
'Ik sta in een ruimte van drie bij drie de adem van twintig mensen opnieuw in te ademen.'
De twintig mensen houden zich angstvallig stil. De jongen is boos. En dat is onze schuld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten