Ik was niet helemaal handig toen ik mijn hoofdpersoon een natuurkundige interesse meegaf. Zelf snap ik er helemaal niets van en dat schrijft best lastig. Maar ik deed het natuurlijk toch en liet een professor in de natuurkunde het controleren.
De scène:
Alma nam niet vaak een bad, maar als ze ging nam ze een glas cognac mee, dat dreef. Zij dacht dat het door de vorm kwam. Ze kon maar niet onthouden dat de dichtheid van een voorwerp gelijk was aan de massa gedeeld door het volume. ‘Dus,’ spelde ik voor haar uit, ‘het glas cognac heeft in zijn totaliteit een kleinere dichtheid, voornamelijk omdat het voor een groot deel gevuld is met lucht.’
De professor:
Het is niet fout, maar roept toch vragen op. Waar stopt het glas? Hoeveel lucht zit er in een glas cognac? Speelt die lucht wel een rol? Immers, de lucht die op het glas drukt, doet dat met evenveel kracht als de lucht die ernaast op het wateroppervlak drukt. Het gaat hier om de massa van het glas + cognac en dat is te vergelijken met de massa van het water dat er niet meer is nu het glas erin drijft. Die twee zullen precies gelijk zijn. Dat heet de wet van Archimedes.
Maak daar maar eens fictie van.
Maar nu ga ik eerst proberen het antwoord te vinden op de vraag waar een glas stopt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten