Mijn nichtje van 12 logeert bij mij in de datsja. We zitten bij het vuur. Er cirkelt al eindeloos een helikopter boven het park. Het verontrust me, maar het dringt pas echt goed tot me door dat er iets mis is als de overbuurvrouw belt.
Er wordt geschoten bij de ingang, we moeten naar binnen, deuren dicht, gordijnen dicht, snel. Er is er waarschijnlijk 1 door de sloot gegaan, het terrein op. Ik begin te trillen en dat trillen houdt de volgende uren niet meer op. Ik probeer onderkoeld te reageren. Niks te herhalen van wat ze zegt. Geen vragen te stellen die iets verraden.
'Wie was dat?' vraagt M.
'De overbuurvrouw. We gaan naar binnen, slapen.'
Ik gooi een pan water over het vuur.
'Waarom doe je dat?'
'De overbuurvrouw vindt vuur niet zo fijn. Kom we gaan slapen.' Ik herken mijn stem niet, maar mijn nichtje merkt gelukkig niks. Ik doe snel de gordijnen dicht, leg mijn voetbaltoeter klaar, mijn fluitje en alarm, de ijzeren staaf leg ik binnen handbereik. Het trillen gaat onverminderd door.
'Irritant die helikopter. Waarom is dat?'
'Ze oefenen.'
'Echt irritant.'
'Ja, probeer maar te slapen.'
Gelukkig is ze binnen vijf minuten weg.
Ik heb visioenen van IS-strijders die het tuinpark op zijn gekomen. Ze dringen elk romantisch huisje binnen, richten een slagveld aan en gaan door naar de volgende. Ik herinner me het stuk in de krant. Juist onverwachte doelen om angst te zaaien.
Tot zover gelukt. Ik ben nog nooit zo bang geweest.
Ik met mijn fluitje en voetbaltoeter tegenover een mitrailleur... Ik kan mijn broer niet bellen, die kan het terrein niet op, want ergens bij de ingang is het gevaar. We zitten als ratten in de val. Ik bel hem niet om hem niet ongerust te maken.
Ik vraag me af hoe ik M snel onder de keukentafel krijg, waar ik weet niet hoeveel rotzooi staat. Onder mijn bed is de eerste plek waar ze kijken. Vermoed ik.
Ik app een bewoonster van het park. Zij is ook alleen. Dat ik hysterisch ben. Ze belt me, ik ga in de wc staan, met mijn hand als een kommetje om mijn telefoon en mond om maar zo min mogelijk lawaai te maken.
De helicopter is nog aan het zoeken.
Het lukt me niet om rustig te worden. Ondanks geruststellende woorden.
Ik ga in bed liggen. Bril op, telefoon op zacht maar op mijn buik zodat ik hem eventueel voel trillen.
C, die officier van justitie is, en ook op het park woont, maar nu op La Palma zit, belt naar aanleiding van een paniekapp van mij.
Het is geen IS, die pakken de Gay Pride wel, áls ze al wat doen.
Ik denk dat het een goede opmaat is, eerst een tuinpark dan de optocht.
Ze vermoedt een afrekening in het criminele circuit. Ze praat meer dan tien minuten op me in. Het werkt. De helikopter is inmiddels ook gestopt.
Er komt een app binnen dat het gevaar geweken is. Er drie mannen zijn opgepakt. De zoon van de overbuurvrouw heeft weg moeten duiken voor de kogels. Er is drie keer geschoten. Maar nu alles veilig.
Toch heb ik het licht zien worden.
Er wordt geschoten bij de ingang, we moeten naar binnen, deuren dicht, gordijnen dicht, snel. Er is er waarschijnlijk 1 door de sloot gegaan, het terrein op. Ik begin te trillen en dat trillen houdt de volgende uren niet meer op. Ik probeer onderkoeld te reageren. Niks te herhalen van wat ze zegt. Geen vragen te stellen die iets verraden.
'Wie was dat?' vraagt M.
'De overbuurvrouw. We gaan naar binnen, slapen.'
Ik gooi een pan water over het vuur.
'Waarom doe je dat?'
'De overbuurvrouw vindt vuur niet zo fijn. Kom we gaan slapen.' Ik herken mijn stem niet, maar mijn nichtje merkt gelukkig niks. Ik doe snel de gordijnen dicht, leg mijn voetbaltoeter klaar, mijn fluitje en alarm, de ijzeren staaf leg ik binnen handbereik. Het trillen gaat onverminderd door.
'Irritant die helikopter. Waarom is dat?'
'Ze oefenen.'
'Echt irritant.'
'Ja, probeer maar te slapen.'
Gelukkig is ze binnen vijf minuten weg.
Ik heb visioenen van IS-strijders die het tuinpark op zijn gekomen. Ze dringen elk romantisch huisje binnen, richten een slagveld aan en gaan door naar de volgende. Ik herinner me het stuk in de krant. Juist onverwachte doelen om angst te zaaien.
Tot zover gelukt. Ik ben nog nooit zo bang geweest.
Ik met mijn fluitje en voetbaltoeter tegenover een mitrailleur... Ik kan mijn broer niet bellen, die kan het terrein niet op, want ergens bij de ingang is het gevaar. We zitten als ratten in de val. Ik bel hem niet om hem niet ongerust te maken.
Ik vraag me af hoe ik M snel onder de keukentafel krijg, waar ik weet niet hoeveel rotzooi staat. Onder mijn bed is de eerste plek waar ze kijken. Vermoed ik.
Ik app een bewoonster van het park. Zij is ook alleen. Dat ik hysterisch ben. Ze belt me, ik ga in de wc staan, met mijn hand als een kommetje om mijn telefoon en mond om maar zo min mogelijk lawaai te maken.
De helicopter is nog aan het zoeken.
Het lukt me niet om rustig te worden. Ondanks geruststellende woorden.
Ik ga in bed liggen. Bril op, telefoon op zacht maar op mijn buik zodat ik hem eventueel voel trillen.
C, die officier van justitie is, en ook op het park woont, maar nu op La Palma zit, belt naar aanleiding van een paniekapp van mij.
Het is geen IS, die pakken de Gay Pride wel, áls ze al wat doen.
Ik denk dat het een goede opmaat is, eerst een tuinpark dan de optocht.
Ze vermoedt een afrekening in het criminele circuit. Ze praat meer dan tien minuten op me in. Het werkt. De helikopter is inmiddels ook gestopt.
Er komt een app binnen dat het gevaar geweken is. Er drie mannen zijn opgepakt. De zoon van de overbuurvrouw heeft weg moeten duiken voor de kogels. Er is drie keer geschoten. Maar nu alles veilig.
Toch heb ik het licht zien worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten