Ik wandelde over het aangrenzende tuincomplex en stuitte op een man in een tuigje. Naast hem stonden wat oude tuinders. Ik vroeg aan de betuigde of hij vaker bomen topte. De reactie was afhoudend. Vooral de oude vrouw ging voor hem antwoorden.
Hij kon er wel zijn baan van maken. En dat op een toon alsof dat mijn schuld was.
Ik, nog vrolijk, 'en, wil je dat?' Er werd niet gereageerd. Ik vertelde dat er bij mij een gigantische kronkelwilg aangepakt moest worden.
'Waar zit je?' vroeg de vrouw.
'Pioenenlaan.'
'Je zit op NUT?!' ze spuugde het woord in mijn gezicht.
'Geen wij-zij-denken, hè?' zei ik.
Maar het had geen zin. Ik was van het foute kamp en daar zouden zij geen takje voor snoeien. Wie dacht ik wel dat ik was...
Hij kon er wel zijn baan van maken. En dat op een toon alsof dat mijn schuld was.
Ik, nog vrolijk, 'en, wil je dat?' Er werd niet gereageerd. Ik vertelde dat er bij mij een gigantische kronkelwilg aangepakt moest worden.
'Waar zit je?' vroeg de vrouw.
'Pioenenlaan.'
'Je zit op NUT?!' ze spuugde het woord in mijn gezicht.
'Geen wij-zij-denken, hè?' zei ik.
Maar het had geen zin. Ik was van het foute kamp en daar zouden zij geen takje voor snoeien. Wie dacht ik wel dat ik was...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten