337 dagen na mijn operatie spreek ik met 'mijn' cardio-thoracaal chirurg. Hij belt om 19.30 terwijl ik met een glas bij de open haard zit.
Zijn computer doet moeilijk dus krijgt hij mij er niet uit. Door die langzame computer zitten we meer dan een kwartier met elkaar aan de telefoon.
We kletsen wat, wel over medische dingen natuurlijk, anders raakt zo'n man van zijn apropos, maar intussen denk ik, zal ik hem vertellen hoe blij ik met hem ben. Dat hij zijn hand in bedwang heeft gehouden en er niet 1 mm naast zat?
Ik doe het niet.
Het vooroordeel over deze beroepsgroep is dat ze arrogant zijn en zich god wanen.
Zijn stem klinkt veel jonger dan ik me herinner. Hij lacht om mijn grappen.
Ik wil hem eigenlijk nog even wijzen op het feit dat hij weliswaar de zaag in mijn borstbeen heeft gezet, maar dat het resterende deel toch ook wel de moeite is.
Ik doe het niet. Hij kiest niet voor niets voor selectieve onderdelen die blootgelegd worden tussen de lakens. Zo iemand moet ik niet met iets menselijks als een hoofd lastig vallen. Maar het mooie was dat hij wel zo klonk. Niks goddelijks aan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten