Als ik uit mijn boot kom, houdt een vrouw met een hondje mij staande. Ze zit elke dag in het cafe op de hoek. Ze trilt.
'Hoe is het met je moeder?'
In een seconde besluit ik haar gewoon te antwoorden in plaats van te zeggen dat zij mijn moeder helemaal niet kent.
'Goed.'
Verbazing.
'O ja? De vorige keer dat ik haar zag was ze toch wel erg in de war.'
Ik besef dat dit niet verder vol kan houden. Voor haar niet. En vanwege het feit dat ik, als ik het wel doe, elke keer als ik in het cafe kom over een moeder die in de war is moet praten. Nou is mijn moeder veel, maar niet in de war.
Ik zeg haar dat ik eigenlijk denk dat zij zich vergist. Dat het goed gaat met mijn moeder.
'Waar komt jouw moeder vandaan, dan?'
'Naarden.'
'O. Nee. Ik dacht dat je de dochter van Nelly Frijda was. Je lijkt op haar.'
'Hoe is het met je moeder?'
In een seconde besluit ik haar gewoon te antwoorden in plaats van te zeggen dat zij mijn moeder helemaal niet kent.
'Goed.'
Verbazing.
'O ja? De vorige keer dat ik haar zag was ze toch wel erg in de war.'
Ik besef dat dit niet verder vol kan houden. Voor haar niet. En vanwege het feit dat ik, als ik het wel doe, elke keer als ik in het cafe kom over een moeder die in de war is moet praten. Nou is mijn moeder veel, maar niet in de war.
Ik zeg haar dat ik eigenlijk denk dat zij zich vergist. Dat het goed gaat met mijn moeder.
'Waar komt jouw moeder vandaan, dan?'
'Naarden.'
'O. Nee. Ik dacht dat je de dochter van Nelly Frijda was. Je lijkt op haar.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten