Hij had een felgekleurde fez op. Met spiegeltjes. Op zijn wollen vest zaten guirlandes van bloemen. De neuzen van zijn schoenen lagen open. Ik zei dat ik vond dat hij er mooi uitzag. Hij sprak de hoop uit dat meer mannen meer kleur in hun leven zouden halen. En er moest meer geaard worden.
In de verte hoorde ik wat alarmbelletjes, maar ze drongen niet goed door.
We gingen tegelijk het wijnwinkeltje weer uit. Hij liep een stukje met me op. K bleek een jaren dertig fotograaf te zijn, die al honderd jaar in de buurt woont en zo nu en dan op de Nieuwmarkt staat te fotograferen. Met zo'n immens oud fototoestel. Compleet met magnesium poeder en toverachtige rekwisieten.
Voor mijn boot stelde hij zich voor. Hij werd zeer enthousiast van het feit dat we dezelfde naam hadden. Hij hield er een verhandeling over. Of ik misschien ook nog een ram was. Dat was ik.
Toen wilde hij mee naar binnen. Dat wilde ik niet. Hij wel. Ik niet.
Binnen stelde hij vast dat ik een mooi verdriet in mijn ogen heb. Hij werd toch wel heel nieuwsgierig naar wat ik deed. Psycholoog. Die richting.
Schrijver, nee, dat had hij niet gedacht. Ik leek hem niet de persoon om het leven via mijn bureau te leven. En zeker niet met die lichamelijkheid van mij.
Het leek me verstandig om daar niet op in te gaan.
'Ik speel het spelletje van hier zijn met verve, zoals je ziet. Maar eigenlijk ben ik er niet.'
Ik dacht aan W die een borderliner of narcist bij de eerste zin al doorheeft. Bij mij gaat het tegenwoordig sneller, maar helemaal vlekkeloos kan ik het niet noemen.
In de verte hoorde ik wat alarmbelletjes, maar ze drongen niet goed door.
We gingen tegelijk het wijnwinkeltje weer uit. Hij liep een stukje met me op. K bleek een jaren dertig fotograaf te zijn, die al honderd jaar in de buurt woont en zo nu en dan op de Nieuwmarkt staat te fotograferen. Met zo'n immens oud fototoestel. Compleet met magnesium poeder en toverachtige rekwisieten.
Voor mijn boot stelde hij zich voor. Hij werd zeer enthousiast van het feit dat we dezelfde naam hadden. Hij hield er een verhandeling over. Of ik misschien ook nog een ram was. Dat was ik.
Toen wilde hij mee naar binnen. Dat wilde ik niet. Hij wel. Ik niet.
Binnen stelde hij vast dat ik een mooi verdriet in mijn ogen heb. Hij werd toch wel heel nieuwsgierig naar wat ik deed. Psycholoog. Die richting.
Schrijver, nee, dat had hij niet gedacht. Ik leek hem niet de persoon om het leven via mijn bureau te leven. En zeker niet met die lichamelijkheid van mij.
Het leek me verstandig om daar niet op in te gaan.
'Ik speel het spelletje van hier zijn met verve, zoals je ziet. Maar eigenlijk ben ik er niet.'
Ik dacht aan W die een borderliner of narcist bij de eerste zin al doorheeft. Bij mij gaat het tegenwoordig sneller, maar helemaal vlekkeloos kan ik het niet noemen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten