In mijn huisje werd ik twee nachten lastig gevallen door geluiden. Krabbende, het leek vanonder de vloer te komen. Ik scheen eens met mijn zaklantaarn, stampte op de vloer, maar dan was het geluid even weg om later met hernieuwde energie terug te komen.
Van de buren hoorde ik dat er ratten op het terrein waren. Verderop in het laantje zijn ze voortvarend bezig met het vernietigen ervan. Ofwel middels een roofvogel (die durf ik niet te leen te vragen) ofwel via klemmen (dat durfde ik wel).
Ik klopte bij de buurman aan in en hij gaf me de klem te leen. Hij deed voor hoe het werkte, ik lette niet op, keek zonder te registreren, knikte begrijpend ja, en liep met het moordwapen weer naar mijn eigen tuin. Ik zou ze met pindakaas moeten lokken.
Ik hou ook heel erg van pindakaas.
De klem kreeg ik met geen mogelijkheid gespannen. Ik pielde minstens tien minuten. Op zulke momenten ben ik altijd enorm blij dat ik niet in een overlevingsprogramma zit waarbij het in elkaar zetten van - voor de kijkers - uiterst simpele dingen bepaalt of je door mag of niet.
Ik moest terug naar de buurman.
Die snapte er opeens ook niets meer van. Dat stelde mij gerust.
Hij beweerde dat hij kapot was. Ik geloofde dat niet. Ik kan heel snel heel veel kapot maken, maar in dit geval was ik er toch van overtuigd dat we iets over het hoofd zagen.
We slopen bij een andere buurman de tuin in om te zien hoe je een klem moet zetten.
Er was een veertje dat teruggetrokken moest worden. Hadden we niet gedaan.
Thuis ging het ding per ongeluk af en had verloor ik op een haar na al mijn vingers.
De twijfel werd steeds groter. Ik stelde me voor dat ik in bed lag en dat er een groot lief beest alleen met een pootje inliep en dat ik het dan uit zijn lijden zou moeten verlossen. Ik stelde me ook de gespleshte rat voor die me dood zou aanstaren met een blik van: moest dat nou zo nodig?
Toch liet ik hem staan. Hij ligt nu op zijn kop op de tegels. De veer is afgegaan. Alleen durf ik hem niet om te draaien om te zien hoe misdadig mijn strafblad wordt.
Van de buren hoorde ik dat er ratten op het terrein waren. Verderop in het laantje zijn ze voortvarend bezig met het vernietigen ervan. Ofwel middels een roofvogel (die durf ik niet te leen te vragen) ofwel via klemmen (dat durfde ik wel).
Ik klopte bij de buurman aan in en hij gaf me de klem te leen. Hij deed voor hoe het werkte, ik lette niet op, keek zonder te registreren, knikte begrijpend ja, en liep met het moordwapen weer naar mijn eigen tuin. Ik zou ze met pindakaas moeten lokken.
Ik hou ook heel erg van pindakaas.
De klem kreeg ik met geen mogelijkheid gespannen. Ik pielde minstens tien minuten. Op zulke momenten ben ik altijd enorm blij dat ik niet in een overlevingsprogramma zit waarbij het in elkaar zetten van - voor de kijkers - uiterst simpele dingen bepaalt of je door mag of niet.
Ik moest terug naar de buurman.
Die snapte er opeens ook niets meer van. Dat stelde mij gerust.
Hij beweerde dat hij kapot was. Ik geloofde dat niet. Ik kan heel snel heel veel kapot maken, maar in dit geval was ik er toch van overtuigd dat we iets over het hoofd zagen.
We slopen bij een andere buurman de tuin in om te zien hoe je een klem moet zetten.
Er was een veertje dat teruggetrokken moest worden. Hadden we niet gedaan.
Thuis ging het ding per ongeluk af en had verloor ik op een haar na al mijn vingers.
De twijfel werd steeds groter. Ik stelde me voor dat ik in bed lag en dat er een groot lief beest alleen met een pootje inliep en dat ik het dan uit zijn lijden zou moeten verlossen. Ik stelde me ook de gespleshte rat voor die me dood zou aanstaren met een blik van: moest dat nou zo nodig?
Toch liet ik hem staan. Hij ligt nu op zijn kop op de tegels. De veer is afgegaan. Alleen durf ik hem niet om te draaien om te zien hoe misdadig mijn strafblad wordt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten