Ooit schreef ik twee dichtregels over van Kopland, omdat ik die zo prachtig vond.
'Toen werd het langzaam weer te mooi
om waar te zijn, de dingen.
Toen ik dat gedicht later een keer tegenkwam bleek dat ik het uit de context had gerukt. De zin liep gewoon door, maar ik vond dat ergens wel jammer. Het had zo'n gelukzalig effect gekregen.
Maar hoe dan ook, het blijft prachtig.
Onder de appelboom
Ik kwam thuis, het was
een uur of acht en zeldzaam
zacht voor de tijd van het jaar,
de tuinbank stond klaar
onder de appelboom
ik ging zitten en ik zat
te kijken hoe de buurman
in zijn tuin nog aan het spitten
was, de nacht kwam uit de aarde
een blauwer wordend licht hing
in de appelboom
toen werd het langzaam weer te mooi
om waarte zijn, de dingen
van de dag verdwenen voor de geur
van hooi, er lag weer speelgoed
in het gras en ver weg in het huis
lachten de kinderen in het bad
tot waar ik zat, tot
onder de appelboom
en later hoorde ik de vleugels
van ganzen in de hemel
hoorde ik hoe stil en leeg
het aan het worden was
gelukkig kwam er iemand naast mij zitten, om precies te zijn jij
was het die naast mij kwam
onder de appelboom, zeldzaam
zacht en dichtbij
voor onze leeftijd
Geen opmerkingen:
Een reactie posten