14-02-2011

Kees

Kees is dood. Dat klinkt heel eenvoudig, maar dat is het niet.
Kees was een oud-collega van ons. Om de zoveel maanden aten we met elkaar. De laatste paar keer was het de vraag of hij daar bij zou zijn. Hij liet het van het moment afhangen omdat hij niet kon inschatten hoe zijn stemming zou zijn. Klinkt ook weer te eenvoudig 'stemming'.
De laatste twee keer kwam hij niet. 'Het stormt gewoon te hard.'

Hij zocht het in urenlange meditatie. 'De pijn laten komen en dan ook echt voelen.' Het leek ook echt beter te gaan. Ik herinner me goed de avond (november 2009) waarop ik hem aankeek en zei: 'Je redt het wel. Ik ben ervan overtuigd.' Ik zag de blijdschap in zijn blik, dat iemand in iets van hem geloofde. Dat mailde hij me ook.
'Dat heb ik in deze tijd soms even heel hard nodig: dat ik niet de enige ben die overtuigd is van mijn weg. Dus ik wil je bedanken voor wie je bent en hoe je dat aan mij laat zien.'

Zijn lijden was ondragelijk. Zo heet dat. En alleen met deze woorden kun je niet tot je door laten dringen hoe ondragelijk ondragelijk is. Hoe zwart. Zoveel uren van de dag.

Het vreemde is dat toen ik gebeld werd vandaag, ik niet wist wat ik voelde. Het is heel dichtbij en tegelijkertijd zo ver weg. Kees was geen vriend, maar hij was ook geen kennis. Hij was iemand die in het schemergebied daartussen hing en me daarin kon raken.

Maar nu, na het lezen van onze mailwisseling, weet ik precies wat ik voel en dat is intens verdriet om een man die het niet heeft gered.
En ik denk dat ik hem vaker had kunnen laten weten dat hij er toe deed, dat ik blij was als hij er bij was, dat ik altijd genoot van zijn onvoorstelbaar gevoel voor humor, zijn zachtaardigheid.

Ik kan hem niet meer bedanken voor wie hij was en hoe hij dat aan mij liet zien. Maar ik doe het toch.

Geen opmerkingen: