I.m. Frits


Ik heb niet gesproken. Ik denk ook niet dat je dat erg gevonden hebt. Wat viel er te zeggen? In ieder geval niets wat jij niet al heel lang weet. Het lukte me niet. Het was zelfs voor mij, jij overschatte mij op ontroerende wijze, te moeilijk.
Pas toen ik je daar zag liggen, je stem uit je lijf getrokken, je adem opgelost, werd ik weggeblazen door verdriet. Je lag met je hoed op je buik en de camelia’s op je revers. Dat vond ik mooi. En ook verontrustend, die eeuwige hoed van je was ik al kwijt door de jaren die je binnen hebt moeten doorbrengen, in je stoel met je boeken en de tv.
Je was zo klein in die kist, niet kwetsbaar, dat helemaal niet, je lag er gewoon. Ik vond het fijn je te zien. Ondanks je opgezwollen handen, die gigantisch leken in vergelijking tot je lijf. Ze waren glazig wit geworden, gestold vet. Denk ik tenminste. Ik weet niet wat voor processen er allemaal in jou plaatsvonden. Die van mij waren niet veel beter.
Pas toen ik je zag liggen drong je dood tot mij door. Hier op afstand in Nederland had ik het erg gevonden, maar plotseling werd het onverteerbaar waar. Ik wil je niet missen, over kunnen heb ik het niet. Iedereen kan altijd alles.

Ik weet niet wat jij van die toestand in het crematorium gedacht zou hebben, waarschijnlijk had je het weggelachen, maar misschien toch met een weemoedige steek in je lijf. Je bent vaak genoeg weggegaan en misschien had je het voor één keer heel chique willen doen. Ik had het je gegund. En mijzelf ook. Ik had willen drinken op jou, veel en goed. Op alles wat je mij gegeven hebt, op alles wat je voor mij betekend hebt.      
Ik voelde je nergens meer. Je hing niet rond, wat me niet verbaasde want jij geloofde niet in dat soort ‘onzin’. Dus dan vertel ik je voor een laatste keer wat er allemaal gebeurde, over dingen waar jij niet bij was maar wel had moeten zijn. 

Je broer sprak. Hij zei dat jij zijn lievelingsbroer was en dat je een surrogaat vader voor hem bent geweest. Ik dacht aan hoe mooi een geschiedenis zich kan herhalen. Hij had het ook over je rol in het verzet, de wapendroppings in de IJ-polders, de hulp aan je joodse vrienden. Over jullie jeugd en hoe jij werelden voor hem opende. Ik dacht weer...
Je zoon vertelde dat hij er een tijdje over heeft gedaan om te komen waar jullie geëindigd zijn, het kwam erop neer dat hij je accepteerde zoals je bent. Echte liefde.
Je kleinkinderen lazen gedichten voor ‘Ik vind het stom dat je nu dood bent, en ik denk dat er heel veel mensen zijn die dat ook heel stom vinden.’
Je ene dochter sprak ook, de ander sprak niet en je vijf andere kinderen waren er niet. Behalve de kinderen van F, geen kleinkinderen. 

Na je transformatie in as, waarvan ik zeker weet dat je mij op het hart zou drukken erover te schrijven, reden we terug en liepen door Innsbruck en plotseling was je weer zoals je een jaar geleden nog was, en hoorde ik je opmerkingen.
Je: ‘Geluk is een contrastgevoel’ of ‘Zij weet te veel voor haar verstand’. Het lieve: ‘Jij moet niet vergeten dat jij heel bijzonder bent,’ of het verontwaardigde ‘Waarom kies jij toch altijd mannen uit die jouw kwaliteit niet in de verste verte benaderen, wat is dat voor zelfkastijding?’ of ‘Hij was een vervalser. Je dacht een Vermeer in huis te hebben, bleek het een Van Meegeren te zijn, en ik heb het niet gezien.' Of het: 'Zwaai maar dag met je handje, hoor.’

We eindigden onze rondgang door Innsbruck in Café Central, jouw lievelings. Hier hebben we zo lang geleden zo vaak gezeten. De obers zijn er perfect. Nu ook weer. Ik huilde met tussenpozen die niet heel ruim uit elkaar lagen, en ging gewoon door, ook als de ober aan onze tafel stond, hij trok zich toch niets van mij aan en bediende ons met precies de juiste humor. Van die licht-lieve alsof hij exact begreep wie ik voortaan zou moeten missen.
K kwam om ons te bedanken dat we gekomen waren. Onzinnig natuurlijk, want als wij er niet geweest waren, wie was jij dan voor ons geweest?

Thuisgekomen wilde ik nog eens je voicemailberichten afluisteren die ik voordat ik naar je omwenteling kwam zo vaak had afgespeeld om je stem te horen. Ze waren weg. Ik heb de provider op zijn kop gezet, maar er valt niets aan te doen. Hun fout, niet te herstellen.
Ik ben niet alleen jou kwijt, maar ook je wezen. Hoe je tegen me praatte als ik niet opnam. Hoe je je do’s en don’ts in mijn apparaat dicteerde, hoe je met ‘Lieverd’ begon en met ‘Hou je goed’ afsloot.
Op dit moment weet ik nog precies hoe je klonk maar ik ben zo bang dat dat zal vervagen. Dat ik op een gegeven moment niet meer precies zal weten hoe je intonatie was. Hoe je ‘Ach’ zei, verontwaardigd en overtuigd van je gelijk.
Je voicemailberichten verdwenen, dus herlas ik je mailtjes, onder meer over mijn schrijven:
Ik schrijf je, omdat mij opgevallen is, dat jouw mannen, zoals trouwens ook in de werkelijkheid, van buiten sterk, maar van binnen zwak zijn en jouw vrouwen van buiten zwak, maar van binnen sterk. Ik heb niet de indruk, dat je dit bewust is. 

Ik zie op tegen mijn eerstvolgende verhaal en alle verhalen erna die jij niet meer zult lezen en becommentariëren. Waarvan jij niet meer zult zeggen: ‘Je bent boven me uitgestegen, wie had dat ooit gedacht, ha!.' Of je tevreden gemompel na iedere publicatie: 'Zie je wel dat ik gelijk had.'

Wat ik je nog niet had verteld is wat ik tijdens mijn bezoek in januari van je leerde. Je zag die onvoorstelbaar dikke man lopen en je zei: ‘Kijk die man toch eens lopen met zijn schitterende buik.’ In Nederland besefte ik opeens hoe goed dat werkt. De neutralisatie van je oordeel als je er een positief woord voor zet. Dan vervalt de neiging te roddelen totaal. Dat had ik je nog graag willen vertellen. Dat ik dat opeens doorhad.

Er zijn zoveel uitspraken die nog eens herhaald hadden moeten worden omdat ik er nog lang geen genoeg van had ze te horen, ik had nog zo vaak jenever, paling en haring en Holtkampzoutjes willen meenemen, nog eindeloos veel over schrijven willen praten, je mijn verhalen willen laten lezen. Er zijn nog zoveel ochtenden waarop jij tegen mij had kunnen zeggen: ‘Zeg, schenk mij es iets in.’

Het kan niet meer.
Laten we dan de liefde schenken en over onze omgeving uitgieten. Maar vooral over de kinderen. Omdat ieder kind recht heeft op een gekke oom of tante.

Geen opmerkingen: